Werkgever die adverteert op GeenStijl handelt in strijd met de wet
12/05/17 21:23
Op de werkvloer krijgt een Antilliaanse medewerker van witte collega’s te horen dat hij “terug moet naar de apenrots”. In hetzelfde bedrijf spreken mannelijke werknemers hun vrouwelijke collega’s aan met “tampon”. De slachtoffers melden dit grensoverschrijdend gedrag bij hun werkgever. De werkgever reageert zoals de wet dat van hem verlangt: “Laat duidelijk zijn dat elke vorm van racisme of seksisme juist bij ons, waar je op elkaar aan moet kunnen, niet wordt getolereerd.”
So far so good.
So far so good.
Immers de werkgever dient, binnen het algemeen arbeidsomstandighedenbeleid, een beleid te voeren gericht op voorkoming van psychosociale arbeidsbelasting (Arbowet art. 3 lid 2). En psychosociale arbeidsbelasting houdt onder andere in: seksuele intimidatie, agressie en geweld, pesten en discriminatie (Arbowet art. 1 lid 3-e). Dat mag dus niet.
Maar dan blijkt dat deze werkgever adverteert op “GeenStijl” en “Dumpert”, waar seksuele intimidatie en racisme veelvuldig en expliciet en openlijk worden gepropageerd. Daarnaar gevraagd zegt de werkgever: “We moeten jaarlijks zoveel jonge mensen aantrekken voor onze organisatie. Dat is een behoorlijke opgave. GeenStijl en Dumpert zijn voor deze groep belangrijke bronnen en daarom blijven we erop adverteren."
Maar met zijn advertenties is deze werkgever feitelijk medefinancier van GeenStijl en Dumpert. Aldus maakt hij de verheerlijking van ongewenste omgangsvormen in de sociale media mede mogelijk. Tegelijk is zijn interne beleid juist gericht op het voorkómen van ongewenste omgangsvormen. Hoe valt dit met elkaar te rijmen?
Niet dus. Want enkele dagen later, nogmaals hiernaar gevraagd, verklaarde de werkgever voorlopig toch maar te stoppen met adverteren op GeenStijl en Dumpert en “eerst te willen evalueren hoe relevant dergelijke sites zijn voor de werving van nieuw personeel.”
De uitkomst van die evaluatie is irrelevant. Immers de kern van de kwestie is dat (volgens de Arbowet) iedere werknemer recht heeft op een veilige werkplek. Een veilige werkplek houdt ook in dat je als werknemer gevrijwaard bent van seksuele intimidatie, discriminatie, pesten, agressie en geweld. Hoe veilig de werknemer zich voelt, hangt uiteindelijk af van het vertrouwen dat hij heeft in de bereidheid van de werkgever zich daadwerkelijk om die veiligheid te bekommeren: is de werkgever oprecht gemotiveerd ongewenste omgangsvormen te bestrijden, of zegt hij maar wat, omdat de Arbowet dat nu eenmaal van hem verlangt?
Welbeschouwd schendt een werkgever die de verspreiding van oproepen tot seksuele intimidatie en racisme financieel faciliteert (nota bene in het kader van zijn bedrijfsvoering), het vertrouwen van zijn werknemers dat hij hen, als het erop aankomt, ook echt zal willen en kunnen vrijwaren van ongewenste omgangsvormen op de werkvloer. De werkgever die willens en wetens adverteert op GeenStijl en Dumpert (en andere media van hetzelfde allooi) handelt dan ook in strijd met wat de Arbowet van hem verlangt.
De werkgever in dit voorbeeld is trouwens Defensie.
Maar dan blijkt dat deze werkgever adverteert op “GeenStijl” en “Dumpert”, waar seksuele intimidatie en racisme veelvuldig en expliciet en openlijk worden gepropageerd. Daarnaar gevraagd zegt de werkgever: “We moeten jaarlijks zoveel jonge mensen aantrekken voor onze organisatie. Dat is een behoorlijke opgave. GeenStijl en Dumpert zijn voor deze groep belangrijke bronnen en daarom blijven we erop adverteren."
Maar met zijn advertenties is deze werkgever feitelijk medefinancier van GeenStijl en Dumpert. Aldus maakt hij de verheerlijking van ongewenste omgangsvormen in de sociale media mede mogelijk. Tegelijk is zijn interne beleid juist gericht op het voorkómen van ongewenste omgangsvormen. Hoe valt dit met elkaar te rijmen?
Niet dus. Want enkele dagen later, nogmaals hiernaar gevraagd, verklaarde de werkgever voorlopig toch maar te stoppen met adverteren op GeenStijl en Dumpert en “eerst te willen evalueren hoe relevant dergelijke sites zijn voor de werving van nieuw personeel.”
De uitkomst van die evaluatie is irrelevant. Immers de kern van de kwestie is dat (volgens de Arbowet) iedere werknemer recht heeft op een veilige werkplek. Een veilige werkplek houdt ook in dat je als werknemer gevrijwaard bent van seksuele intimidatie, discriminatie, pesten, agressie en geweld. Hoe veilig de werknemer zich voelt, hangt uiteindelijk af van het vertrouwen dat hij heeft in de bereidheid van de werkgever zich daadwerkelijk om die veiligheid te bekommeren: is de werkgever oprecht gemotiveerd ongewenste omgangsvormen te bestrijden, of zegt hij maar wat, omdat de Arbowet dat nu eenmaal van hem verlangt?
Welbeschouwd schendt een werkgever die de verspreiding van oproepen tot seksuele intimidatie en racisme financieel faciliteert (nota bene in het kader van zijn bedrijfsvoering), het vertrouwen van zijn werknemers dat hij hen, als het erop aankomt, ook echt zal willen en kunnen vrijwaren van ongewenste omgangsvormen op de werkvloer. De werkgever die willens en wetens adverteert op GeenStijl en Dumpert (en andere media van hetzelfde allooi) handelt dan ook in strijd met wat de Arbowet van hem verlangt.
De werkgever in dit voorbeeld is trouwens Defensie.